Een ontwapenend verhaal van onze Terry over een wel erg stoer jongetje in de Groote Peel.

Feest
Die miezerige beestjes, daar heeft hij geen boodschap aan. Draken, die zal hij wel eens een lesje leren, of een grote haai. Nee, hij had met zijn vader op zee gevaren en wel zeven haaien en tien inktvissen doorboord. De andere kinderen, dametjes van zes en zeven jaar oud, kijken hem ietwat lacherig aan. Zij zijn wel enthousiast bezig met de speurtocht die ik heb opgezet ter ere van mijn dochters zevende verjaardag. Lars is het enigst jongetje in de groep en dat zullen we weten!
Wij zitten gezamenlijk op het steigertje bij het ven Meerbaansblaak, in de Groote Peel. Uitgedost met laarzen en onderzoekingsmateriaal om water, planten en dieren te kunnen bestuderen. Voor hem allemaal ouwe koek! “Schrijvertjes: schijtertjes zul je bedoelen!” O jee, denk ik, zitten wij in die fase. Ik lach een groepje volwassen voorbijgangers verontschuldigend toe, wanneer hij uit volle borst schreeuwt: “Hoe moet zo’n beestje nou pissen, ik zie niet eens een lul!” Wanneer hij op weg naar de vogelkijkhut nog meer wild west-verhalen en ferme taal rondstrooit, grijp ik hem bij zijn kraag en trek hem naar mij toe. Ik maak hem duidelijk dat dit een leuk verjaardagsfeestje moet worden en dat ik niet gediend ben van zo’n grote mond. Heel even is Lars onder de indruk.
Bij de vogelkijkhut kan hij zelfs vertederd kijken bij het aanschouwen van een voorbij zwemmende moeder fuut met jong op haar rug. De meiden kunnen hun moedergevoelens niet onderdrukken en storten zich met verrekijkers op het raam. Ze maken nu zelfs meer herrie dan de talloze broedende en rondvliegende meeuwen. Bij het horen en zien van zoveel “flauwe meidenkul” pakt hij zijn denkbeeldige mitrailleur en met een hard “tatatatatatatat” verlaat hij triomfantelijk de vogelkijkhut. Na het spelen van luistervink, een spel waarbij ze geblinddoekt zoveel mogelijk geluiden moeten zien te onthouden, heeft Lars het langste lijstje en ik geef hem daarvoor een pluim. Hij groeit en zegt trots dat hij de “sjempjun” is, niemand kan hem “biete”. Wanneer we op de uitkijktoren gaan tekenen, doet hij zowaar echt zijn best. Met veel tamtam en enthousiasme legt Lars me uit wat hjj allemaal ziet. Zelfs de giechelmeiden kijken hem bewonderend aan en zijn eventjes stil.
Als hij dreigt terug te vallen in zijn machotaal en -manieren, vertel ik vlug een anekdote over de werkende mannen in de Peel. “Op sommige plaatsen vind je ineens veel meer begroeiing, zie je dat?” vraag ik. “Weet je hoe dat komt?” Mijn feestneuzen schudden van nee. “Vroeger toen de mensen hier turf staken, moesten ze natuurlijk ook wel eens plassen en op die plasplekken groeien nu meer grassen.” ”Dat is tof,” zegt Lars, “dat waren dan sterke kerels, pisten gewoon de planten omhoog.”
Na nog wat opdrachten en ezelsbruggetjes voor het onthouden van vogelnamen (wulp verwijst naar zijn gulp), komen we weer aan bij het bezoekerscentrum Mijl op zeven. In het bezoekerscentrum heb ik ook nog wat opdrachtjes in petto. Ze slaan aan zowel bij de meiden als bij Lars. Vol bewondering kijkt hij naar een grote foto van twee pauzerende turfstekers gezeten op turf in de Peel. Naast de foto staat authentiek gereedschap dat ze bij hun noeste arbeid gebruikten. “Volgens mij moesten hun hard weken zeg, met al dat gereedschap”, fluistert hij vol ontzag. Ik knik. “Ze hebben wel goed hun best gedaan he? Het is hier mooi geworden.“ Hij kijkt me aan. Ik glimlach en vraag: “Vond je het wel leuk met al die meiden?“ “Viel best mee”, geeft hij volmondig toe. ”Ik vraag aan ons pap of hij ook eens met mij hier heen gaat.”
Terry van Lierop
Plaats een reactie