In een vakantiehuisje op Texel hangt een spannend schilderij! Een grappig zomerverhaal van onze Terry.

Mystiek mozaïek
Een mozaïek met de afbeelding van Maria? In ieder geval een vrouwspersoon met duiven. Sta je dichtbij, dan lijkt het of ze haar ogen dichtheeft. Sta je veraf, dan lijkt ze naar je te lachen met wijd open ogen. Geheimzinnig! Brrrr… mierentietjes! Ik kijk nog eens rond. Aardig vakantieboerderijtje, toch wel, vrij, best wat grond en vanuit de tuin loop je zo de duinen in. Maar de sfeer: yak! Mijn buik wordt draaierig, of is het de baby die tekeer gaat?
“Leuk boerderijtje, hé mam?”, zegt onze jongste dochter Lotte. “Mogen wij boven slapen, bij elkaar?” Boven is een ouderslaapkamer met een tweepersoonsbed, dat lijkt ze gezelliger. Het oogt ook wat knusser. Alleen die trap! Steil, smalle treetjes en bovenaan de trap is een hele lage balustrade, waarover ze vrij makkelijk naar beneden kunnen kukelen. Zeker tijdens nachtelijke plasuurtjes. Ik verbied mijn twee dochters dan ook ’s nachts te gaan wandelen en plaats een aanwezig kinderpotje naast hun bed. “Waar slapen wij? vraagt Frans, mijn man, die inmiddels met ons zoontje van één naar boven is geklauterd. “ Wij slapen beneden”, zeg ik enigszins afwachtend. Beneden zijn twee kamers met ieder twee eenpersoons bedden. Knuffel kus of vrijpartijtjes zijn vrijwel onmogelijk. Er volgt geen tegensputteren. Hij knikt begrijpend, ik heb er mijn buik tijdelijk van vol.
Ik zit meteen rechtop. Het is nacht en mijn oudste dochter Guusje gilt dat ik gauw moet komen, want er tikt iemand tegen het raam van hun kamer. Snel loop ik naar de trap door de flauw verlichte kamer. Heb twee lampen aangelaten voor mijn dochters en mijn plezier. Wanneer ik boven kom, zitten ze allebei met grote ogen naar het gordijn te staren, waarachter inderdaad getik vandaan komt. Met het hart in mijn keel doe ik het gordijn open. In een flits fladdert er een duif weg. Geschrokken deins ik achteruit en stap in het reeds gevulde kinderpotje. Shit! Wanneer ik alles heb opgeruimd en mijn voeten heb gewassen , wil ik mijn dochters nog verder geruststellen en vertel ze een waar gebeurd jeugdverhaal.
Een jaar of negen zal ik geweest zijn, toen ik een keer ’s nachts wakker werd. Moest erg plassen maar durfde er niet uit. ‘k Had namelijk gedroomd van krokodillen, die zich vooral onder mijn bed hadden geparkeerd. Wachtend om toe te slaan, zo gauw ik maar een voet buiten het bed zette. Ik wachtte… Mijn blaas werd echter zo vol, dat ik wel moest opstaan. Ik stond op en meteen voelde ik een klap op mijn voeten. “Krokodillen, krokodillen”, bleef ik maar gillen, terwijl mijn moeder de lamp aandeed. “Natte pantoffels zul je bedoelen”, gromde mijn moeder. Ik had van schrik mijn plas niet meer op kunnen houden. Mijn dochters lachen er hartelijk om en zijn weer gerustgesteld.
Beneden aangekomen en op weg naar mijn slaapkamer lacht ze me weer toe. Verrek, knipoogde ze nou? Maak dat ik mijn bed in kom en probeer te slapen. Was ik maar thuis op mijn vertrouwde stekkie.
De volgende nacht schrik ik wakker. Knarsend grind! Loopt er iemand om het huisje? Slaap of niet, ik hoor het opspatten van grind. Moet ik uit het raam kijken of niet? Ik verzamel alle moed en schuif het gordijntje opzij. Een wit staartje. Een groot konijn hupt weg over het grind en schiet de duinen in. Voel een onweerstaanbare druk op mijn blaas, ik moet! Op de terugweg naar mijn slaapkamer grijnst ze ditmaal naar me, mysterieus en een beetje vals. Rillingen over mijn rug. De aandrang om koffers te pakken en naar huis te gaan wordt steeds groter. Vlucht mijn bed weer in.
De volgende dag belt de eigenaar van het boerderijtje om te vragen hoe wij het hebben aangetroffen en of ik nog vragen heb. “Ja, zeg ik, hebt u dat mozaïek zelf gemaakt?”
”Nee, antwoordt hij, ze hing er al toen wij het kochten. Mijn vrouw vindt het mooi”, zegt hij ietwat timide. “Maar ikzelf berg haar nog wel eens op in de dekenkist eronder. Voel ik me prettiger bij, gek hé?”, verontschuldigt hij zich.
“Nee hoor, roep ik opgelucht en bedankt voor de tip”. Linea recta loop ik naar het mozaïek en berg het meteen op in de dekenkist. Heb de rest van de week geen last meer van haar gehad.
Op de dag van vertrek moet ik haar weer terughangen. Open de dekenkist en verwacht elk moment dat ze een vloek over me gaat uitspreken. Vlug hang ik het mozaïek aan het daarvoor bestemde haakje. Maken dat ik bij haar wegkom. Eenmaal in de auto gezeten, rijden we de oprit af, op weg naar huis. Eindelijk denk ik. Uit volle borst begin ik te zingen: “We zijn er bijna, we zijn er bijna, maar nog niet helemaal”…
© Terry van Lierop
Plaats een reactie