Vandaag een vrolijk griezelverhaal van Karin, voor bij kampvuur of barbecue. Misschien niet echt geschikt voor de allerkleinsten…
Schuif dichterbij, beste mensen, maak de kring zo klein mogelijk. Zodat u steun aan elkaar heeft en aan het licht en de warmte van de open haard. Luister! En huiver van dit gruwelijk en waar gebeurd verhaal:
Moord in het klooster
We schrijven Anno Domini 1648. Duistere plaats van handeling: een heel oud klooster, afgesneden van de buitenwereld, ergens hoog in de bergen. De monniken leidden daar een streng en sober leven. Het was er altijd koud en er waaide vaak een gure wind. Volgens hun gelofte, spraken deze mannen alleen maar op hoogtijdagen met elkaar.
Broeder Frenantius hoorde die morgen om kwart voor 4 een bloedstollende kreet. De schok was groot toen hij broeder Horatio vermoord in zijn slaapcel aantrof, precies een week na diens 54e verjaardag. “Kom toch! Help!” riep Frenantius uit. De aanblik was dan ook verschrikkelijk: eerst was broeder Horatio met een zwaar voorwerp al naar andere sferen gebracht. Daarna had de moordenaar over diens gehele romp een groot kruis gesneden. Vervolgens had hij de vier hoeken opengevouwen zodat al diens ingewanden bloot lagen. De abt loofde broeder Horatio tijdens de preek van de sobere teraardebestelling: “Wij betreuren zijn heengaan des te meer daar hij zo een uitmuntend voorzanger was. Nu zwijgt zijn prachtige stem voor eeuwig…”
Bij het tweede slachtoffer, broeder Kreuzerius, begon de anders zo gemoedelijke en serene sfeer te veranderen. Ook hij werd precies een week na zijn 54e verjaardag vermoord. De dader liep waarschijnlijk niet over van bruisende ideeën, want ook deze tweede broeder kwam, na een ferme tik, met een bloederig kruis over zijn opengereten romp aan het einde. “Jammer,” zo sprak de abt na het Requiem ”want broeder Kreuzerius heeft de afwaskeuken altijd met liefde geleid.”
Toen broeder Frenantius zeseneenhalve maand later 54 jaar werd, voelde hij nattigheid. Hij vroeg de abt dan ook: ”Mag ik mijn slaapcel afsluiten?” en deze kon alleen maar daarin toestemmen. Sidderend en bevend wachtte Frenantius af. Een week na zijn bescheiden verjaardagsfeestje, ’s morgens vroeg, zwegen de klokken voor het eerste ochtendgebed (kwart over 4 luidden de klokken namelijk voor het gebed van half 5). Er werd gelijk alarm geslagen: broeder Frenantius zou nooit meer zo trouw de klokken luiden voor alle gebeden en vieringen in de kapel. “Hoe kan de dader de slaapcel binnen zijn gekomen?” vroeg broeder Brutus zich af. De moordenaar was nu in ieder geval creatiever geweest, dat moet gezegd: na de gebruikelijke hogere sferen-procedure, had hij de celdeursleutel rechtop tussen de kaken van de arme Frenantius geklemd en vervolgens een half beddenlaken in zijn strot geduwd. Op zich een compliment aan de moordenaar: geen janboel, niet ingewikkeld en verrassend effectief.
Op dit punt in het verhaal moet ik u meer vertellen over broeder Brutus, u heeft zijn naam reeds horen noemen. Iedere avond wanneer alle andere broeders ’s avonds om half 10 naar bed gingen en het klooster rond 10 uur in diepe rust was, bad broeder Brutus van 10 tot 11 in zijn eentje. In verband met zijn late werktijden had hij compensatie gekregen voor het eerste ochtendgebed van half 5 en dit uurtje haalde hij vrijwillig ’s avonds van 10 tot 11 in. Van 11 tot 12 maakte hij dan de ronde over het kloostercomplex: hij keek nog even naar de dieren op de boerderij, sloot alle buitendeuren indien dat nog niet was gebeurd en controleerde op nog brandende kaarsen. Broeder Brutus trok zich de 3 moorden erg aan: “Waarom heb ik niets gezien of gehoord? Ik ben mede schuldig aan die moorden! Maar wacht eens… volgens mij word ik in de gaten gehouden! Meende ik immers de avond van de moord op broeder Frenantius niet dat er een stuk pij ergens de hoek om verdween? Het is en blijft een raadsel,” zo zuchtte hij.
Ongeveer een jaar lang bleef het rustig in het klooster, de broeders verdrongen de drie vervelende voorvallen. Echter, ook broeder Cornelius werd 54. Ook hij kreeg toestemming van de abt om zijn celdeur af te sluiten. “Mij krijgt de moordenaar niet!” zo sprak Cornelius zichzelf moed in. Deze woorden kracht bij zettend, barricadeerde hij zelfs de deur (hij was de houthakker van deze orde). De klok sloeg 10 uur. Wat denkt u? Was broeder Cornelius sterk genoeg om de bedreiger te weerstaan? Nee dus… Wel had de moordenaar ietsie pietsie meer moeite met deze sterke beer, getuige de chaos die in de cel werd aangetroffen. Het tafereel was adembenemend: blijkbaar was de flinke klap-fase niet geheel naar wens verlopen en was broeder Cornelius wankelend overeind gebleven. Echter, hij wankelde wel rechtstreeks met zijn linkeroog in de nagel aan de muur waaraan hij normaal gesproken zijn pij ophing. Bloederig, bloederig… Hij was vervolgens met het koord van zijn pij gewurgd en op deze wijze naar de hemel gegaan. Aan zijn voeten lag de sleutel van zijn celdeur.
Broeder Brutus was die morgen ongewoon opgewonden. Na veel geijsbeer en getob besloot hij uiteindelijk: “Ik vraag de abt om een zeer urgente biecht”. Toen werd hij weer wat rustiger en de rode blosjes op zijn wangen trokken wat weg. Wat denkt u luisteraar: HAD BROEDER BRUTUS WAT GEZIEN? WIST HIJ WIE DE DADER WAS? De abt zag de ernst van het verzoek in. Tussen het eerste ochtendgebed en de eerste landbouw-werkzaamheden in, nam hij hem apart in de kapel. Na een half uur kwamen ze weer naar buiten en je kon zien dat er een hele last van broeder Brutus zijn schouders was afgevallen. Hij snelde gauw naar de koeien die hij moest melken en… zakte door een hartstilstand in elkaar. Was dit toeval? Was dit opzet? Zat de abt zelf hier soms achter? Nu wist in ieder geval alleen nog maar de abt van moordwapen, motief en verdachte. En deze informatie had broeder Brutus hem doorgespeeld tijdens de biecht, het strengste der beroepsgeheimen. En de abt heeft het dan ook nooit doorverteld.
Karin Vossen
Oktober 2008
Horror met een humoristische touch! Blijft leuk om te lezen Karin!