Zo herkenbaar deze overwinning op jezelf! Anja brengt haar jeugdherinnering heel mooi onder woorden.
De springplank
“Voor spreid sluit. Voor spreid sluit”
De stentorstem overstemde het schreeuwerig geluid van spelende kinderen. “Buikspieren aanspannen!” bulderde de stem. Had ik die wel? Met al mijn kracht probeerde ik mijn armen en benen gestrekt te houden. “Aanspannen!” Met een klein stokje raakte de meester venijnig de onderkant van mijn afhangende benen. Droogzwemmen moest ik in deze folterkamer: een kleine schaars verlichte ruimte met vier langwerpige krukjes. Hoe anders had ik mijn eerste zwemles voorgesteld. Na enige lessen werd er geen stokje meer gehanteerd en met een aai over mijn bol en de mededeling: “Volgende week mag je in het diepe” ging ik opgetogen huiswaarts.
Prompt een week lager meldde ik me opgewekt weer bij de meester, hoewel ik mijn twijfels had. Hij gaf me een kurken bandje dat ik geacht werd om te knopen. “Op de rand gaan staan en springen!” schreeuwde hij. Ik keek in het water en schatte in dat, als ik dat zou doen, ik wel eens helemaal onder water kon verdwijnen. Hij pakte een stok met een enorme haak, die achter hem stond en kwam langzaam op me af. Ik kwam, zag en overwon: met een sprong ging ik het diepe in. Ik klemde me vast aan de stangen die rond het hele bad bevestigd waren. Boven mij hoorde ik de bekende stem van de meester: “Los laten en dan: Voor spreid sluit. Voor spreid sluit.” Loslaten? Dat nooit! Al gauw kwam ik tot de ontdekking dat het kurken bandje toch een functie had en het vertrouwen in mijn meester groeide gestaag.
Het sprankelend vernuft van hem was onuitputtelijk, zeker als het ging om activiteiten met ballen, ringen, planken en meer van dat tuig. Zijn voorkeur lag duidelijk bij de hoge springplank, kortweg “de hoge” genaamd, hetgeen bewezen werd door de acrobatische toeren die hijzelf bij gelegenheid vertoonde. “En vandaag gaan we van de hoge springen.” klonk de inmiddels mij bekende stem. Zijn blik was duidelijk op mij gericht. Het vertrouwen dat ik hem enigszins had geschonken, was bij toverslag verdwenen. Dit kon niet waar zijn! Mijn ogen keken hem smekend aan en zachtjes mompelde ik: “Ik durf niet meester.” Hoorde hij me niet? Wat luider: “Ik durf niet meester!”
Hij pakte me bij de hand en zette me op de eerste trede. Hij keek me doordringend aan. Als in trance nam ik de tweede, de derde, de vierde. Het trillen van mijn benen nam toe naarmate ik hoger kwam. De controle over mijn klapperende tanden was ik volkomen kwijt en mijn armen hield ik geklemd tegen mijn borst. Bij het commando “springen!” realiseerde ik me dat ik boven stond. Voetje voor voetje schuifelde ik over het natte kokos tot het einde van de plank. Een duizelingwekkende diepte onder me. “Armen langs je lichaam en springen!” klonk het commando. Mijn armen? Waar waren mijn armen? Ik zocht waar de stem vandaan kwam. Waar was mijn meester? En plots zag ik de grijze gestalte in mijn richting komen. In paniek nam ik één grote stap voorwaarts en… ik kwam weer boven.
Anja Massee december 1999
Geef een reactie