Zomertijd vakantietijd: dus tijd voor een lekker lang kort verhaal. Pak je tuinstoel er maar bij en ga er maar eens goed voor zitten… Onze José is weer ouderwets op dreef!
Geworteld
De kilte dringt door tot diep in haar botten. Niet zomaar koud, het lijkt alsof haar bloed bestaat uit knisperende ijskristallen die weigeren te smelten. Lange schaduwen tekenen haar huid grauw en haar haar plakt in donkere slierten om haar gespannen gezicht. Ze moet doorlopen, haar enige kans om haar bestemming te bereiken.
Terwijl ze haar gehavende voeten masseert hoort ze een schreeuw, een ijselijk bijna onmenselijk geluid dat door de koude lucht op golven van pijn door de omgeving echoot.
Rillingen lopen over haar lijf als de angst bezit neemt van haar hoofd, lawaai dat zich vastzet tussen haar oren en daar tot een enorme bal haat transformeert.
‘Kom maar op dan. Jij of ik,’ fluistert ze.
Geestdriftig begin ik aan het karwei dat me al de hele week in gedachten heeft bezig gehouden. De aanhoudende regen van de afgelopen periode heeft alles veranderd in een modderpoel, glad en glimmend ziet alles er uit rondom ons kleine chalet aan de rand van het meer.
Tijdens een zomers fietstochtje dat Jack had uitgestippeld door het prachtige natuurgebied waren we op dit juweeltje gestuit. Een prachtig ontworpen chalet van Noord-Fins grenenhout dat door de tand des tijds een karakteristiek uiterlijk had gekregen. Alhoewel het er allemaal wat onderkomen uitzag konden we daar uitstekend doorheen kijken en we zagen dan ook een waar paradijs dat ons drukke leven wat rust zou geven. Weekenden en vakanties met niets meer om ons heen dan de verstilde natuur van het uitgestrekte bos. Met zijn grillige begroeiing en hemelhoge bomen die het chalet een natuurlijke beschutting bieden. Jack had meteen actie ondernomen bij het ontdekken van het te koop bordje dat amper te zien was, scheef hangend en door groene aanslag voorzien van een natuurlijke vermomming. Een teken dat er niet veel gegadigden waren geweest in de voorbije jaren. Niet meer dan een glimpje metaal, toevallig licht gekust door een sterk zonnestraaltje.
Druk pratend met de makelaar in zijn gsm zag ik de glinstering in zijn ogen en het opgetogen knikje naar mij.
‘We hebben vanmiddag al een afspraak Jill!’
Zijn enthousiasme werkte aanstekelijk en we maakten een vreugdedansje, blij dat niemand ons kon zien.
‘Als je je maar een beetje inhoudt vanmiddag anders doet die makelaar waarschijnlijk nog een schepje bovenop de prijs!’
Op zich hoefden we niet op een paar centen te kijken, mijn erfenis van een oudtante was ruim voldoende om wel een paar van deze chalets te kopen. Misschien wel een idee voor de toekomst.
Maar de prijs was allesbehalve hoog, alsof hij er het liefst meteen van af wilde.
We bespraken details, verbouwingsplannen en eventueel benodigde vergunningen.
‘Jullie zullen zien dat de gemeente hier niet zo moeilijk doet,’ vertelde Pierre, onze makelaar, ‘Justine zal alle papieren voor jullie uitzoeken en in orde maken dan kan het als alles meezit aan het einde van de week op jullie naam staan.’
Zijn parelwitte lach straalde ons tegemoet terwijl de zuinige glimlach die zijn secretaresse ons bood haar donkere ogen niet bereikte.
Ons prille geluk na onze onfortuinlijke verledens kon niet meer stuk.
Terwijl ik om me heen kijk naar de wildernis besef ik dat mijn twee weken vakantie niet genoeg zullen zijn om de grote tuin weer een beetje ooglijk te maken. Genietend absorbeer ik de stilte en de rust, ver weg van alle drukte en stadsgeluiden die vervangen zijn door een natuurlijke symfonie van vogels en kleine bosdiertjes die nieuwsgierig naar me kijken.
Allereerst wil ik een pad maken naar de achterkant waar het hout voor de open haard ligt opgeslagen. Fanatiek begin ik dan ook met het uittrekken van alle wildgroei die hier welig tiert zodat Jack als hij volgende week komt een nieuwe voorraad houtblokken kan klieven. Een crisissituatie op zijn kantoor maakte een eind aan onze plannen zodat ik alleen vooruit ging.
De modderige bodem maakt het er niet makkelijker op, ondanks mijn laarzen of misschien wel juist door die rubberen ondingen, glij ik regelmatig uit en vervloek de blubber die als een magneet aan mijn zolen en kleding blijft hangen.
Ik ruik hoe de lucht veranderd en verbaas me erover dat de zon uiteindelijk toch heeft besloten me een beetje op weg te helpen. Het bladerdek boven mijn hoofd werkt als een natuurlijke filter en zeeft de schaduwen naar gelang ik mijn pad vrijmaak. Alsof de zon het buitenleven laat ontwaken hoor ik steeds nieuwe geluiden. Het getjilp en gefluit, het zachte kabbelen van het water in het inmiddels zonovergoten meer dat afgewisseld wordt door hier en daar een kraakje en licht geruis van wind door de bomen die de takken ietwat doet leven. Als ik voor de zoveelste keer uitglijd denk ik er aan om toch maar even een pauze in te lassen. Op mijn knieën trek ik nog snel een kleine bos onkruid uit die behoorlijk lijkt te wortelen. Als ik het groene met witte goedje wat beter bekijk zie ik iets dat lijkt op kleine botjes die vast zitten tussen de wortels. Ik probeer het wat schoon te vegen en vraag me af welke diertjes hiervoor het leven hebben gelaten. Nieuwsgierig zoek ik naar meer botjes.
Angst slaat als een mokerslag om mijn hart als ik recht in een paar lege oogkassen kijk die de mijne zouden kunnen zijn. Een menselijke schedel dat kan niet anders.
‘O mijn God.’
Wankelend doe ik een paar stappen terug. De stilte om me heen lijkt ineens verstikkend, alsof het me insluit in een vacuüm. Het gevoel van angst en ongeloof dreunt als een echo door mijn lijf.
Toch wint mijn nieuwsgierigheid het weer eens van mijn intuïtie om meteen iemand te bellen. Met argusogen filter ik de omgeving, probeer ik de grond te lezen. Zie ik meer onregelmatigheden? Door het welig tierende onkruid kan ik er geen tabak van maken en ik begin verwoed met het uittrekken van meer groenigheid. Als de grond uiteindelijk ontdaan is van zijn maskerende laag begin ik als een bezetene te graven. Ik probeer mijn verstand op nul te zetten maar als ik plotseling op een nieuwe schedel stuit lijkt mijn maag mijn verstand te overtreffen. Kotsmisselijk sta ik op en loop achterwaarts weg van de macabere vondst…
‘Ik vroeg me al af hoe lang het zou duren voor je je nieuwsgierige neus in de grond zou steken. Mijn eigen schuld, ik had niet zomaar moeten vertrouwen op moeder natuur.’
De schrik slaat om mijn hart en ik draai me razendsnel om.
Zijn donkere ogen spuwen vuur en de bijl in zijn rechterhand maakt het helemaal angstaanjagend. Alsof ik in een slechte horrorfilm terecht ben gekomen. Mijn benen voelen als zware loden pijpen en weigeren in eerste instantie te bewegen. Als hij dichterbij komt ruik ik zijn zweet. Zijn adem valt als een dood gedrocht over mijn gezicht en mijn maag begint dan ook eindelijk te protesteren. Met stuwende kracht gooit het de hele inhoud over mijn belager die verschrikt terugdeinst. Mijn hersenen hadden dit seintje waarschijnlijk nodig om in actie te komen. Terwijl hij naar beneden kijkt en mijn maaginhoud probeert weg te vegen zetten ook mijn voeten en benen zich eindelijk in beweging.
Als een duveltje uit een doosje ren ik langs hem heen en bereik het grindpad dat naar de weg leidt.
Mijn laarzen zitten me danig in de weg en ik probeer me dan ook zo snel mogelijk van ze te ontdoen. Op mijn sokken ren ik als een bezetene in de richting van de meer bewoonde wereld, daar waar mensen zijn die me kunnen helpen, nog beter een politiebureau. Ik hoor hem achter me schreeuwen en besef dat ik hier op het grindpad een wandelende schietschijf ben. Ik duik het bos in waar ik hoop op meer bescherming. De dichte begroeiing heeft echter ook een nadeel, ik weet niet meer precies welke kant ik op moet. Zigzaggend probeer ik takken te ontwijken die me proberen te omarmen. De bedompte lucht van aarde geselt mijn neus als een te sterk parfum. Tijd lijkt ineens zo relatief, ik wil snel zijn maar kom maar tergend langzaam vooruit op mijn sokken. Ik hoor hem niet maar dat wil niet zeggen dat hij er niet is. Vertwijfeld kijk ik om me heen en probeer mijn koers te bepalen.
De tranen in mijn ogen vertroebelen mijn blik en ik besluit om meer naar rechts te gaan, richting de zon die af en toe door het bladerdek gluurt.
Uren lijken te verstrijken, zo voelt mijn lijf althans. Mijn voeten branden en het voelt alsof het bloed eruit komt via ontelbare gaatjes. Even laat ik me op mijn achterwerk op de grond vallen en ik bekijk de kleine open plek die voor me ligt. Iemand heeft er een vuurplek gecreëerd. Gestapelde stenen in een kleine kring waar een dikke aslaag heel zachtjes nagloeit. Ik ben geneigd om te roepen of er iemand in de buurt is maar realiseer me dat het net zo goed zijn plek kan zijn. Ik voel me opeens als een rat in de val waarbij de verstikkende strik om mijn keel er een is van pure angst.
Het besef overgeleverd te zijn aan een idioot doet me verstijven …..
De kilte dringt door tot diep in haar botten. Niet zomaar koud, het lijkt alsof haar bloed bestaat uit knisperende ijskristallen die weigeren te smelten. Lange schaduwen tekenen haar huid grauw en haar haar plakt in donkere slierten om haar gespannen gezicht. Ze moet doorlopen, haar enige kans om haar bestemming te bereiken.
Terwijl ze haar gehavende voeten masseert hoort ze een schreeuw, een ijselijk bijna onmenselijk geluid dat door de koude lucht op golven van pijn door de omgeving echoot.
Rillingen lopen over haar lijf als de angst bezit neemt van haar hoofd, lawaai dat zich vastzet tussen haar oren en daar tot een enorme bal haat transformeert.
‘Kom maar op dan. Jij of ik,’ fluistert ze.
Berekenend kijkt ze rond en vindt een exemplaar dat haar geschikt lijkt. De enigszins spitse kant richt ze naar voren terwijl ze op haar knieën naar de beschutting van een grote Liguster kruipt.
Minuten gaan voorbij, of zijn het zelfs al uren? De zon lijkt minder sterk te stralen en neigt al naar zijn ondergang. Verstijfd zit ze nog steeds met gespitste oren te luisteren maar de stilte is oorverdovend. Haar lichaam protesteert tegen de ongemakkelijke houding en schiet finaal in de kramp. Langzaam richt ze zich op wrijft over haar bijna slapende ledematen. Niets alarmerends te horen en te zien, zou hij het opgegeven hebben? De onrust in haar lijf lijkt zich ietsje te verminderen. Ze kan niet besluiteloos blijven staan, ze moet toch een keer verder!
De schaduwen worden alsmaar kleiner en de zon geeft haar nog amper hulp op haar zoektocht naar een uitweg. Wankelend begint ze aan haar missie.
‘Langzaam aan, niet overhaasten,’ drukt ze zichzelf op het hart.
De tijd lijkt haar grootste vijand door het licht te dimmen boven haar hoofd. Ze heeft het gevoel dat ze geen meter verder komt als ze plotseling een licht gekraak van takken achter zich hoort. Ademloos blijft ze staan. Waar kwam het vandaan? Wie is het? Als de paniek ineens keihard toeslaat zet ze het op een lopen. Weg van het geluid, het maakt ineens niets meer uit welke kant ze opgaat … weg!
Het donker slokt haar op als een hongerig wild beest terwijl ze struikelend probeert verder te rennen. Maar plotsklaps is de aarde verdwenen, de grond lijkt zich te openen en ze dendert met een noodgang naar beneden bovenop iets scherps. Haar fluitende adem ontsnapt aan haar geradbraakte lijf, als een definitieve zucht, gevangen in de diepte …..
‘Hier, gevonden!!’
De politieman klopt zijn speurhond zachtjes op zijn rug.
‘Goed gedaan jongen, jij hebt wel een extraatje verdiend.’
Terwijl de rest van de zoekploeg zijn richting uitkomt bekijkt hij het tafereel dat lichtjes beschenen wordt door de felle zon. Een diep gat in de grond met daarin beide vermiste personen.
De man met zo het zich laat aanzien een gebroken nek en de vrouw lijkt te zijn vast gespiesd aan een scherpe bijl. Te bizar dit. Een ongeluk? Moord? Zelfmoord?
Waarschijnlijk zullen we het nooit weten.
Jack wrijft over zijn spierwitte gezicht en is vastberaden het chalet af te breken tot de laatste spijker. Hij kan het niet als toeval beredeneren dat door de jaren heen meerdere vrouwen het leven lieten na de aankoop van dit chalet. Pierre heeft fouten gemaakt waardoor hun samenwerking duchtig in de soep is gelopen, zo gulzig dat hij zijn leven erbij inliet.
Hoewel hij niet in spoken gelooft, speelt er toch op de een of andere manier een oude wijsheid door zijn hoofd; Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in.
Karma is a bitch, en op zo’n bitch zit hij echt niet te wachten….
Hij plengt krokodillentranen en voelt de troostende schouderklopjes van de politieman.
©José Bergh-Berben
Maart 2017
Geef een reactie